Een kabeldetector is een apparaat dat wordt gebruikt om kabels en leidingen te lokaliseren. De meeste kabeldetectoren zijn voorzien van een aantal standaard standen. Deze hebben stuk voor stuk een eigen functie en verschillende voordelen. In dit artikel bespreken we de volgende zoekstanden: Automodus, Radiomodus, Stroommodus en Generator modus. Lees snel verder om te leren over deze verschillende standen voor leiding- en kabeldetectie!
Radiostand (zendmodus)
Door middel van de radiostand (ook wel zendmodus genoemd) kan men een groot deel van de kabels en leidingen detecteren. De radiostand van kabelzoekers gebruikt, zoals de naam al doet vermoeden, een radiosignaal voor het lokaliseren van de kabels en leidingen. Hoe werkt dit dan precies?
Een radiosignaal wordt door middel van antennes door de lucht verspreid. Dit signaal wordt bijvoorbeeld ook gebruikt om naar de radio te luisteren. Maar het radiosignaal verspreid zich niet alleen door de lucht. Het signaal wordt ook automatisch overgebracht op ondergrondse kabels en leidingen die zijn gemaakt van een geleidend metaal. Het voordeel van deze stand is dat veel kabels en leidingen van een geleidend materiaal gemaakt zijn en op veel plekken een radiosignaal aanwezig is. Over het algemeen is de radiostand dus zeer bruikbaar voor het opsporen van kabels en leidingen in de grond.
Dan komen we ook direct bij het nadeel van deze stand. De kabeldetector is namelijk wel sterk afhankelijk van het aanwezige radiosignaal op een kabel of leiding. Een kabeldetector detecteert een radiosignaal van 15 kHz tot 60 kHz. Omdat niet overal een signaal aanwezig is wat hieraan voldoet, kan het zijn dat de kabeldetector in deze modus geen kabels of leidingen detecteert, terwijl deze weldegelijk aanwezig zijn. Door deze afhankelijkheid is de betrouwbaarheid van de detector in deze stand niet optimaal.
Generatorstand (signaalgenerator modus, transmitter modus)
De generatorstand (ook wel signaalgenerator modus of transmitter modus genoemd) wordt altijd gebruikt in combinatie met een signaalgenerator of een sonde. Graag leggen we stap voor stap uit hoe de generatorstand werkt!
Met de generatorstand wordt gebruik gemaakt van een zelf gegenereerd signaal. Dit signaal kan dus worden gegenereerd met een signaalgenerator of een sonde. Dit specifieke signaal is speciaal ontwikkeld voor het detecteren van kabels en leidingen met een kabeldetector. Dit signaal zorgt ervoor dat de kabelgenerator de kabels of leidingen gemakkelijk kan detecteren. Met de juiste kabeldetector kan er zelfs een diepte-indicatie gegeven worden.
Het signaal is zo geoptimaliseerd dat er zo nauwkeurig mogelijk gemeten en gelokaliseerd kan worden met een kabeldetector. Er kunnen verschillende signaalfrequenties gegenereerd worden. Elke frequentie heeft zijn eigen kenmerken. De meest voorkomende frequenties zijn 131 kHz, 33 kHz, 8kHz, 640 Hz en 512 Hz.
Met een signaalgenerator kan het signaal worden overgebracht op een kabel of leiding. Dit kan op verschillende manieren. Een sonde is vaak voorzien van een batterij die ervoor zorgt dat deze onafhankelijk van een signaalgenerator een signaal kan genereren. Een sonde is vaak verkrijgbaar in één van de bovenstaande frequenties.
De generatorstand kan dus in veel gevallen de kabels of leidingen detecteren! Ook is de nauwkeurigheid van deze stand relatief groot. Het nadeel is daarentegen dat je een signaalgenerator of een sonde nodig hebt om deze stand te kunnen gebruiken.
Stroomstand (Power mode)
In de stroomstand (ook wel power mode genoemd) wordt gebruikgemaakt van elektrische spanning voor het detecteren van leidingen en kabels. Dit houdt in dat de detector alleen in deze stand in staat is een kabel of leiding te detecteren wanneer er spanning op staat en stroomafname is. Nu denk je waarschijnlijk, hoe kan een detector dit detecteren? Wij leggen het voor je uit.
Wanneer er sprake is van stroomafname, ontstaat er een magnetisch veld. Dit gebeurt enkel wanneer er dus daadwerkelijk stroom door de kabel of leiding gaat. Een praktijkvoorbeeld: wanneer in een lichtnetwerk tussen lantaarnpalen kabels gedetecteerd moeten worden, zal men tussen de lantaarnpalen op zoek gaan naar kabels. De kabels zullen door de kabeldetector alleen gevonden worden zodra de lantaarnpalen aan staan. Pas vanaf dat moment gaat er actief elektriciteit over de kabels en is er sprake van een magnetisch veld.
Het nadeel van deze stand is dus dat zodra er geen actieve stroomafname plaatsvindt, de kabels en leidingen ook niet gedetecteerd kunnen worden.
Autostand (Avoidence mode)
De autostand (ook wel avoidence mode genoemd) is een combinatie van twee verschillende standen van de kabeldetector. In de autostand worden namelijk de radiostand en de generatorstand gecombineerd en tegelijkertijd uitgevoerd.
De kabeldetector zal zowel signalen van de signaalgenerator detecteren als radiosignalen. Dit kan erg handig zijn als er veel kabels en leidingen in de grond aanwezig zijn. Met deze stand kunnen kabels en leidingen het beste gelokaliseerd worden om ze te kunnen vermijden.
Nu heb je een beeld gekregen van de vier meest gebruikte standen op een kabeldetector. Per situatie zal de meest geschikte stand verschillen. Welke stand ga jij als eerste proberen?